2a - Bob
Eenmaal in Sète aangekomen zocht Bob een onopvallende plek om de vrachtwagen met tomaten te parkeren. Bij het toeristenbureau bestudeerde hij de plattegrond van Sète en zag al gauw een paar parkeerplaatsen bij toeristisch interessante plaatsen. Een daarvan bij de Mont St. Clair, een heuvel met een kleine kerk erop en een ruim uitkijkpunt vanwaar je een voortreffelijk uitzicht hebt over een flink deel van het centrum en uitkijkt over een kilometers lang zoutmeer waar oesters en mosselen worden geteeld en watersport wordt beoefend. Deze beschrijving klopt exact. Het zoutmeer is overigens de "Etang de Thau" en is inderdaad behoorlijk groot. Het plein staat bekend als het "Terrasse Panoramique". Bob merkt op dat het vanaf die Mont St. Clair niet al te ver lopen is naar het centrum en besluit de vrachtwagen daar te parkeren. (p. 63-64).
Op weg naar de Mont St. Clair merkt Bob dat de weg smal en met zoveel bochten
is. Een "paar maal dacht hij dat hij klem zou komen te zitten." (p. 66). Eenmaal
daar, enkele minuten later, zag hij dat het een goede plaats was. "En een mooie
ook. Vlakbij een kerkje en een paar winkels was een flink plein geasfalteerd en
ingericht voor het parkeren van auto's. Het plein gaf uitzicht op een groot deel
van Sète en op minstens een kwart van het grote Bassin de Thau. Bob kon de
oesterbanken en de vissersbootjes zien zonder dat hij een tweefrank-stuk in een
van de verrekijkers aan de rand behoefde te gooien.". (p. 67).
Deze beschrijving is net zo accuraat als de voorgaande. Vanaf het plein ging Bob
welgemoed op weg naar het centrum en verkeek zich volkomen op de ingewikkeldheid
van het stratenpatroon. Volgens de beschrijving kwam Bob uit bij de Citadel en
het Fort St. Pierre (Théatre Jean Vilar). (p. 67, 81). Ik kan me moeilijk
voorstellen dat Bob uitgerekend daar terecht kwam, want dat is zo'n negentig
graden teveel naar rechts. Bob wilde namelijk naar het centrum: de Place
Aristide Briand. Zelf ben ik richting Place Aristide Briand gelopen via de
Chemin de Biscan-Pas (zie foto). Dit gaat behoorlijk steil naar beneden, en ik
deed er zo'n vijftien minuten over om op de Place Aristide Briand te komen.
Later keert Bob terug naar de vrachtwagen (p. 83), en dat kost hem aanzienlijk meer inspanning: "De Mont St. Clair is niet zo bar hoog, maar de top is tamelijk steil met op enkele plaatsen hellingpercentages van twintig procent en Bob hijgde en pufte toen hij de hoek van het plein op liep waar de truck stond." Tegen de tijd dat ik terug was op dat plein, mijn auto stond er nu eenmaal, was ik dolblij dat ik er aan gedacht had om een fles frisdrank in mijn auto te leggen. Ik had het gevoel dat mijn hoofd rooier was dan Aries vurige haardos en mijn T-shirt was doorweekt. Het eerste deel naar boven, tot de Ecole P. Bert, was geen enkel probleem, maar daarna... . De Rue R.L. Ramond en de Rue de Belfort gaan behoorlijk steil naar boven, en de Chemin de Biscan-Pas is zo steil dat het één grote trap is. Op de foto is dit goed te zien. Ik weet niet zeker of Bob deze route gevolgd heeft, maar ik kan me levendig voorstellen dat het zweet hem "in straaltjes van zijn voorhoofd liep". (p. 85). Overigens is de Mont St. Clair toch nog 182 meter hoog.
Het leek me zo'n goed idee om daar, net als Bob, te parkeren. Als ik er ooit nog kom, dan peins ik er niet over om uitgerekend daar te parkeren. Ik ben gek genoeg om Bob Evers-fanaat te zijn, maar zo gek krijgt niemand me meer (tenzij het een verhaal is dat zich afspeelt in Barcelona, maar daar ken ik dan ook alle ins en outs).
Na enige tijd komt Bob op het idee om een berichtje voor Jan en Arie achter te
laten bij het toeristenbureau. Daarin vermeld hij dat de vrachtwagen op het
uitkijkpunt op de Mont St. Clair staat. Maar kort na aankomst verplaatst hij de
vrachtwagen, op enig aandringen van een gids, naar een terrein iets verderop.
(p. 89). Daardoor kan Arie later de vrachtwagen niet vinden. (p. 93). Bob gaat
vervolgens naar het postkantoor (Boulevard D. Casanova) en treft daar een brief
aan van Arie. Daarin leest hij dat Jan en Arie op zoek zijn gegaan naar de Rue
Fondère 168 en hij gaat hiernaar op weg.
In de Rue Fondère kan Bob nummer 168 niet vinden. (p. 99). Daarvoor is de Rue
Fondère veel te kort: Op de foto, die is genomen vanaf de Quai de la Republique
is dit redelijk goed te zien. Bob loopt dan naar de Quai de la Republique en
vandaar naar de Quai d'Alger. Waarschijnlijk nog op de Quai de la Republique
ziet hij, waarschijnlijk aan de Quai du Maroc, een passagiersschip aangemeerd
liggen. Hij loopt door naar de Quai d'Alger en wordt daar Arie gewaar, die naar
een huis aan de Quai d'Alger kijkt. Hij trekt een sprint die hem precies naast
het zitvlak van Arie Roos brengt, die naar een huis aan de Quai d'Alger kijkt,
en zegt: "Ha, die gekke rooie" (p. 100-101).
Wordt vervolgd bij "3 - Arie en Bob".
Alle citaten komen uit het boek "Een festival vol verwikkelingen" van Peter de Zwaan, deel 38 van de Bob Evers-serie. Het copyright hiervan berust bij Uitgeverij De Eekhoorn BV.